Reverend Robert Wilkins (1896 – 1987)
Samengesteld door Hans Ros
Robert Timothy Wilkins was een Amerikaanse zanger en gitarist uit Mississippi met zowel Afro-Amerikaanse als Cherokee-voorouders. Hij stond bekend om zijn veelzijdigheid: ragtime, blues, vaudevillenummers en gospel, hij beheerste het allemaal. Zijn ouders waren George Wilkins en Julia Starks. Nog voordat Robert geboren werd, moest zijn vader de staat ontvluchten, omdat hij tijdens een ruzie een witte man had geslagen. Zijn moeder hertrouwde twee jaar later met Polk ‘Sam’ Oliver en zo kwam Robert Timothy Wilkins bekend te staan als Tim Oliver, een naam die hij later ook als muzikant zou gebruiken. Hij groeide op op een boerderij en kreeg zijn eerste gitaarlessen van zijn stiefvader. In de jaren 1911-1915 speelde hij samen met onder anderen Gus Cannon en stadgenoot Jim Jackson op feesten en partijen in de omgeving van Hernando.
In 1915 verhuisde hij naar Memphis en nam hij de naam van zijn echte vader aan. Hierna verdiende hij een tijd lang de kost buiten de muziek. Na zijn diensttijd in het Amerikaanse leger in 1918-1919 keerde hij terug naar Memphis, waar hij rond 1927 hij zijn eigen jugband oprichtte om aan te haken bij de jugband-rage die toen heerste en hoewel hij niet zo succesvol was als de Memphis Jug Band, wist hij wel enige lokale faam te verwerven met een radio-optreden in 1927 in Memphis. In de periode erna trad hij regelmatig in Memphis op, niet alleen met zijn jugband maar ook met Furry Lewis, Memphis Minnie, Son House en anderen. In de jaren 1928-1935 maakte Wilkins plaatopnames voor de labels Victor, Brunswick en Vocalion. Bij zijn laatste opnamesessie werd hij begeleid door de gitarist Son Joe.
Bekende nummers uit deze periode zijn “That’s No Way to Get Along” en “Don’t You Let Nobody Turn You Round”. De nummers “Get Away Blues” en “I’ll Go With Her Blues” had hij geleerd van Garfield Akers, een bluesman die ook in Hernando en Memphis actief was en een grote invloed op Wilkins had. “Old Jim Canan’s” werd in de jaren 1930 niet uitgebracht en is alleen bekend van een proefpersing. Het raakte pas later bekend toen het op compilaties terechtkwam. Het is een ongebruikelijk nummer voor een blueszanger en heeft waarschijnlijk een vaudevilleachtergrond. De titel verwijst naar de ooit vermaarde jukejoint van Jim Kinane in Memphis die in 1916 zijn deuren sloot.
Rond 1936, toen hij een jaar of veertig was, stopte hij met het spelen van de blues en koos hij voor de kerk, nadat er tijdens een van zijn optredens een ruzie uit de hand was gelopen. In 1964 werd hij opgespoord door de bluesliefhebbers Dick en Louisa Spottswood en kreeg hij de uitnodiging om op folkfestivals te komen spelen en zijn gospelblues op te nemen. Bij zijn comeback bleek dat Wilkins het musiceren niet verleerd was. Op het Newport Folk Festival van 1964 speelde hij onder andere “That’s No Way To Get Along” uit 1929, die The Rolling Stones in 1968 als “Prodigal Son” zouden coveren op hun album Beggars Banquet. In 1964 nam hij ook zijn eerste langspeelplaat op: Rev. Robert Wilkins, Memphis Gospel Singer voor Piedmont Records. In de jaren 1968-1971 speelde hij op diverse blues- en folkfestivals in de Verenigde Staten.
Robert Wilkins bleef tot in de jaren 1970 actief als dominee. Toen blueshistoricus Paul Oliver hem in 1980 bezocht, bleek Wilkins het beter voor elkaar te hebben dan veel van zijn vroegere collega’s, zoals Furry Lewis die in een houten huisje met twee kamers woonde. Wilkins daarentegen had een comfortabele villa met een carport en een veranda waar hij de klanten voor zijn zelfbereide medicijnen op basis van geneeskrachtige kruiden ontving. Robert Wilkins overleed op 26 mei 1987 op 91-jarige leeftijd in Memphis.
Wil je meer horen van Reverend Robert Wilkins, check deze link
We horen graag je mening! Voeg reactie toe