sas en tahamata

ACOUSTIC BLUES-CLINIC JULIAN SAS & TENNY TAHAMATA

Een goed bewaard geheim leek het wat er zich afgelopen weekeinde in de Gelderse gemeente Lochem afspeelde. Nederlands beste muzikale powertrio werd namelijk voor even vervangen door een minstens zo bijzonder duo. Zanger / gitarist Julian Sas gaf er deze keer de voorkeur aan om samen met zijn ‘partner in crime’, bassist Tenny Tahamata, het publiek op een intieme wijze deel uit te laten maken van zijn reis door de bluesgeschiedenis. Voor nog geen vijftig bezoekers vormde de (blues-)kelder in ‘Het Hart van Eefde’ het uitverkochte decor voor deze bijzondere trip.

Foto’s: Pemmy Larmené / Tekst: Jeroen Bakker
Meer foto’s, zie fotoalbum Pemmy

“We zullen vanavond diverse stijlen voorbij laten komen. Dit is wie wij zijn. Wij hebben onszelf nooit beschouwd als een typische bluesband of zoiets. Tot op de dag van vandaag ben ik nog altijd dankbaar muziek te kunnen maken. Ik heb er altijd al van gedroomd om muziek te maken en om het live te spelen. Het is iets dat in mij zit en wat er uit moet”, aldus de gepassioneerde muzikant die dit jaar al drie decennia lang op het podium staat. “Die emotie is niet te stoppen. Het is iets wat ik in woorden meestal niet kan uitdrukken”. Ook Tenny krijgt gelegenheid zich te introduceren. ‘Ik luisterde altijd wel naar blues maar had het nog nooit echt gespeeld. Mijn voorkeur ging uit naar de swingende variant, rhythm and blues maar vooral ook funk, jazz en rock. Ik werd toen op een zeker moment door ‘Juul’ gevraagd om bij de band te komen en maak nu al twaalf jaar deel uit van de Julian Sas Band”. Tahamata kwam via Sas in aanraking met heel veel muzikanten waaronder Rory Gallagher en zijn band. “Had ik aanvankelijk niet zoveel mee, vond die Gerry McAvoy maar een patser”, om vervolgens lachend aan toe te voegen “maar hij is echt goed hoor. Heb wel eens met hem gespeeld. Ik ben me er later dus in gaan verdiepen en kwam er achter dat het in de blues allemaal echt om gevoel gaat”.

sas en tahamata3

sas en tahamata1

Voor Sas is het allemaal begonnen op het moment dat hij als 6-jarig jongetje een man zag met een veel te grote gitaar en een vreemd loopje. Het bleek om de ‘duckwalk’ van Chuck Berry te gaan en voor de kleine Julian is op die dag de liefde voor de gitaar ontstaan. Zijn moeder liet hem vervolgens kennismaken met Jerry Lee Lewis, Fats Domino en Johnny Cash. In tegenstelling tot veel van zijn leeftijdsgenoten gingen populaire bands als Het Goede Doel of Toontje Lager aan hem voorbij. Thuis werd namelijk geen radio geluisterd en zijn interesse lag duidelijk bij andere muziek. Jimi Hendrix en Muddy Waters spraken meer tot de verbeelding. Toen hij voor de eerste keer de National Guitar van Son House hoorde was een slapeloze nacht het gevolg. Sas vat het als volgt samen:“Opgegroeid met muziek dus die totaal niet bij mijn jeugd paste”. Hij gaat ver terug in de tijd wanneer hij als gepassioneerde gitaarliefhebber vertelt over de voorloper van de elektrische gitaar, over creatieve jongens die met twee spijkers en een stalen draad met behulp van een bottleneck een uniek geluid creëerden. Muziek die eigenlijk niet door de beugel kon. Muziek van ‘bad guys’ als Bukka White die overdag in het dorp aankwamen om ’s avonds te spelen, tussendoor het bed deelden met de vrouw van de plaatselijke burgemeester en vervolgens de woedende locals op afstand hielden met de geweren die afkomstig waren uit de gitaarkoffer. Met zijn originele exemplaar uit de jaren dertig wordt een klein stukje Delta-blues gespeeld om te laten horen hoe de muziek van jongens als House en White indertijd geklonken zou hebben. Op meer dan boeiende wijze vertelt Sas over Robert Johnson, ‘de Top-40-artiest’ die na zijn avondvullende, dikwijls plichtmatige set voor de achterblijvers, de die-hards, zijn ‘duivelse’ blues begon te spelen. Later vormde die ‘Hoodoo-feeling’ ook een belangrijk element in de ‘Duivelse’ blues van John Lee Hooker. Via Lightning Hopkins is het echter een kleine stap naar de religieuze kant van de blues.“Wanneer je muziek maakt van de Duivel, heb je God nodig om te overleven”, aldus Sas die op subtiele wijze een link legt naar de muziek van een andere overleden held, Stevie Ray Vaughan. “De samenwerking van Vaughan en Albert King, leerling en meester, op het album ‘In Session’ kenmerkt zich door het grote respect wat de beide muzikanten voor elkaar hebben”. Iets wat, volgens Sas, in het tegenwoordige dagelijks leven een vanzelfsprekendheid zou moeten zijn.

Sas en Tahamata bewijzen op muzikaal vlak diverse keren dat passie en virtuositeit heel dicht bij elkaar liggen en vinden in de presentatie op perfecte wijze de balans tussen de technische details, bijvoorbeeld over de resonantie van de stem, en de uitleg over bluesgevoel of over sfeer en stemming. Zo leren de aanwezigen alles over de slide, volgens Sas “de meest eenzame noot ter wereld waarachter een heel verhaal schuil gaat en waarin je ruimte voelt, alsof je je in een andere omgeving bevindt, als het ware een soort eenzaamheid ervaart”. Nadat de eerste bluesopnamen teksten laten horen over ‘slecht gevoel’, ‘verlaten partners’ en ‘de behoefte om iemand te vermoorden’, horen we vervolgens actuele zaken als crisis in de teksten voorkomen. Sas, zelf geschiedenisleraar van beroep verwoordt de blues daarom niet alleen als een fascinerende muzieksoort maar ook als een boek dat hij nooit hoefde te lezen om te weten wat er zich in die jaren zoal afspeelde. De sprong naar de jaren zestig en zeventig is in de bluesmuziek niet eens zo groot. De uitleg over de industriële geluiden in de bluesmuziek, de lopende banden van de autofabrieken, zijn duidelijk hoorbaar bij muzikanten die van het platteland naar Detroit verhuisden. Zijn grote voorbeeld Rory Gallagher blijkt veel elementen uit de bovengenoemde vroege jaren in zijn stijl te hebben verweven en voor de vergeten, reeds overleden, ‘slide-held’ John Campbell die in de jaren negentig zelfs bij een groot platenlabel tekende, geldt hetzelfde. Zowel John Lee Hooker als Muddy Waters worden nog even apart genomen. De specifieke kenmerken van hun spel worden uitgelegd, gespeeld en vooral bewonderd.

sas en tahamata2

Er zijn de afgelopen twintig jaar mooie vriendschappen ontstaan en er is met veel bekende, goede muzikanten samengespeeld maar de liefde voor de eerder genoemde Gallagher en Waters, John Lee Hooker, Freddie King, Jimi Hendrix en Jimmy Reed is altijd belangrijk gebleven. Sas blikt met genoegen terug op zijn momenten die hij doorbracht met, de welhaast legendarische journalist, Jip Golsteijn. Zijn interviews waren meer een soort gezellige praatsessies met diepgang waarbij de drank dikwijls een niet onbelangrijk onderdeel vormde. “Jip zei ooit tegen mij: Het maakt niet uit of je de beste gitarist bent of niet, als je maar eindigt met een track van Chuck Berry”. Aan dit kundige advies wordt vanavond uiteraard gehoor gegeven maar vanzelfsprekend ontkomt het duo er niet aan om zonder toegift Eefde te verlaten. Wat volgt is een bijzonder einde van deze unieke vlucht door de muziekgeschiedenis. Het duo eindigt met één van de eigen tracks uit het prille begin waarin het overgelopen Land van Maas en Waal wordt bezongen. Gezien de hoeveelheid regen die wij vanavond in Eefde over ons heen hebben gekregen, lijkt het ons een wijs besluit om vroegtijdig ‘Het Hart’ te verlaten voordat ook deze ‘Gelderse Delta’ onder water staat maar vooral ook om nog voor het ochtendgloren thuis te geraken.

sas en tahamata5

sas en tahamata4


Ook op Blues Magazine ...