Bobby “Blue” Bland (1930 – 2013)
Samengesteld door Hans Ros
Bobby “Blue” Bland, geboren Robert Calvin Brooks was een Amerikaanse blueszanger met veel soul in zijn sound. Bland werd geboren als Robert Calvin Brooks in het stadje Rosemark in Tennessee, Verenigde Staten. Zijn vader, I.J. Brooks, verlaat het gezin niet lang nadat Robert is geboren. Als zijn moeder hertrouwt neemt de tiener Robert de achternaam van zijn stiefvader, Leroy Bland, aan. Bland gaat niet lang naar school, maar helpt zijn moeder met het plukken van katoen. Op zijn twaalfde treedt hij op voor de plaatselijke winkel waar hij muziek maakt met mondharp en op gitaar, gemaakt van een perzikenblik.
In 1947 verhuist het gezin naar Memphis, Tennessee. Op Beale Street ontmoet hij andere artiesten in de dop, onder wie B.B. King, Rosco Gordon, Junior Parker en Johnny Ace. Bland gaat het leger in en als Bland in 1954 terugkeert naar Memphis ziet hij dat enkele van zijn vroegere muziekvrienden, onder wie Johnny Ace, succes genieten. Bland sluit zich aan bij Ace en keert terug bij Duke Records. In 1956 begint Bland met Junior Parker te toeren door het “chitlin’ circuit” (plekken waar het voor zwarte Amerikaanse artiesten veilig was om op te treden in gesegregeerd Amerika) onder de naam Blues Consolidated. Aanvankelijk is Bland ook Parker’s chauffeur en assistent, een rol die hij ook voor B.B. King en Rosco Gordon heeft vervuld.
Bland’s eerste succes in de VS komt in 1957 met een nummer 1-notering voor “Farther Up The Road” op de R&B-lijst gevolgd door vele andere R&B-noteringen, waaronder “I’ll Take Care Of You”, het vaak gecoverde “Turn On Your Love Light”, “Cry, Cry, Cry” en de nummer-1-hit “I Pity The Fool” uit 1961. Blands laatste nummer-1-notering in de R&B-lijst was voor “That’s the Way Love Is” uit 1963. Ook al is de blues in de jaren zestig erg populair onder wit rockpubliek, Bland weet hier niet van te profiteren. Deels omdat zijn muziek te smooth is voor tieners die gitaarsolo’s willen en deels omdat Robey zoveel te zeggen had. Als de twee ruzie krijgen in 1968, raakt Bland zijn band kwijt. Bobby moet voor 2 maanden naar de gevangenis omdat hij geen alimentatie betaalt, kampt met alcoholisme en raakt in een depressie.
De eerste single van His California Album, het nummer “This Time I’m Gone For Good”, levert Bland eindelijk weer succes op. Het eerste nummer van Dreamer, “Ain’t No Love In the Heart of the City”, werd een R&B-hit. Dit nummer zou in 1978 gecoverd worden door hardrockband Whitesnake. De opvolger uit 1974, “I Wouldn’t Treat A Dog”, wordt #3 in de R&B-lijst. In 1985 tekent Bland een contract bij “Malaco Records”, een label dat is gespecialiseerd in zuidelijke zwarte muziek. Hij neemt enkele platen op en toert. Bland treedt geregeld op met gitarist Angelo Earl en met B.B. King, met wie hij in de jaren zeventig ook twee albums had opgenomen. In 1992 wordt Bland opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame.
Van Morrison is een vroege liefhebber van Bland en coverde “Turn On Your Love Light” met zijn band Them. In 1974 coverde Van Morrison ook het nummer “Ain’t Nothing You Can’t Do” op het live-album It’s Too Late to Stop Now. Op het compilatie-album The Best of Van Morrison Volume 3 uit 2007 staat een nog niet eerder uitgebrachte versie van een duet door de twee van Van Morrisson’s nummer “Tupelo Honey” dat ze opnamen in maart 2000. In 2008 brengt de Britse zanger van Simply Red, Mick Hucknall, het album Tribute to Bobby, uit. Het album behaalt de 18e plaats in de UK Albums Chart.
Bobby “Blue” Bland sterft op 23 juni 2013 in zijn huis in Germantown (Tennessee), een voorstad van Memphis. Hij is dan 83. Bland’s zoon Rodd vertelt dat zijn vader hem vlak voor zijn dood vertelde dat bluesmuzikant James Cotton Bland’s halfbroer is.
Wil je meer luisteren van Bobby “Blue” Bland, check deze link
We horen graag je mening! Voeg reactie toe